Brede steun voor verhogen toeristenbelasting

Brede steun voor verhogen toeristenbelasting

13 januari 2023 – In de oordeelsvormende vergadering van de commissie Economie, Financiën en Bestuur hebben de fracties op donderdag 12 januari hun brede steun uitgesproken voor het voorstel om de toeristenbelasting dit jaar en volgend jaar stapsgewijs te verhogen.

Als de gemeenteraad akkoord gaat, gaan toeristen in 2023 per persoon per nacht €3,80 betalen. Dat is nu nog €3,05. In 2024 komt er een extra verhoging bij en kost een verblijf in Delft per persoon per nacht €4,50. Daarmee betalen de bezoekers aan Delft deels mee aan het financieel herstel van de stad.

Extra kwartje

Het college wilde het tarief volgend jaar eigenlijk verhogen naar €4,25. Op aandringen van het Platform Bezoekerseconomie Delft is gekozen voor een extra kwartje erbij, zodat uitvoering gegeven kan worden aan de Visie Toerisme 2030 die het platform samen met de gemeente in 2021 heeft opgesteld. Het tarief voor een campingovernachting wordt van 85 eurocent verhoogd naar €1.00.

Insprekers

Twee insprekers lichtten de commissie namens het Platform Bezoekerseconomie Delft en de Delftse hotelsector toe dat de meeropbrengst uit de toeristenbelasting door het platform gebruikt wordt als aanjaagbudget om te investeren in de bezoekerseconomie. Dat extra budget verzekert Delft volgens de hotelsector van een structurele bezoekersstroom.

Motie

De voorgestelde verhoging vloeit mede voort uit een motie van ChristenUnie, D66 en VVD die in november 2021 door de raad werd aangenomen. Volgens die motie moest het college in overleg over de hoogte van de toeristenbelasting met omringende gemeenten. Er moest een zorgvuldig afgewogen voorstel komen om de toeristenbelasting te verhogen en de opbrengsten zouden gebruikt moeten worden om de lasten voor alle Delftenaren te verlagen.

Waardering

In de commissie reageerden nagenoeg alle fracties vol lof op het voorstel. Er was veel waardering dat het college de wens van het platform voor een extra tariefsverhoging heeft overgenomen. STIP, PvdA, GroenLinks en Hart voor Delft spraken over een goed plan, goed gebalanceerd zei het CDA en Onafhankelijk Delft had het over een prachtig plan. Maar wel wat karig vond Onafhankelijk Delft. Van die fractie mag de tariefstijging nog hoger en Hart voor Delft wilde van het college weten of er geen extra geld voor het aanjaagbudget van de toeristensector bij kan. Net als Onafhankelijk Delft zei D66 een hogere toeristenbelasting in gedachten te hebben. Ook drong D66 erbij wethouder Maaike Zwart op aan om nog deze raadsperiode met een evaluatie te komen. De wethouder liet weten dat geen probleem te vinden.

Lastenverlichting

Ze verzekerde de fractie van Volt dat nog dit jaar de bewegwijzering voor toeristen in de stad wordt aangepakt. Volt wees op het tijdelijk VVV-onderkomen bij het station, terwijl de bordjes toeristen nog naar de binnenstad sturen. De wethouder vond daarnaast het suggestie van de SP interessant om binnen de toeristenbelasting te werken met percentages; wie overnacht in een duurder hotel betaalt meer dan iemand die in een goedkoper hotel blijft slapen. Ze kon zich voorstelen dat die gedachte past binnen het omdenken van de toeristensector. CDA en VVD drongen erbij wethouder Martina Huijsmans op aan om ook te kijken naar de mogelijke lastenverlichting voor Delftenaren. De wethouder liet weten daarover bij de Kadernota met een integrale afweging te komen. 

Amendement

Aan het eind van het debat lieten Hart voor Delft, CDA, D66 en Volt weten het voorstel mee terug te nemen naar hun fracties. Hart voor Delft overweegt een amendement om een hoger bedrag dan de voorgestelde 25 cent terug te laten vloeien naar de toeristensector. CDA denkt aan een motie over de lastenverlaging en Volt overweegt een motie over een verhoging om cultuur een impuls te geven. De raad neemt in de vergadering op donderdag 2 februari een besluit over dit voorstel.

Joods vastgoed

De nabestaanden van de Joodse slachtoffers van de Holocaust zijn in Delft na de oorlog met weinig compassie door de gemeente geholpen. Uit het verkennend onderzoek van het Stadsarchief Delft naar het gemeentelijk beleid over de onteigening en aankoop van Joods onroerend goed tijdens de Tweede Wereldoorlog en het rechtsherstel daarvan na de oorlog, blijkt dat ze soms tegen een muur van bureaucratie aanliepen.  De gemeente maakte – net als de landelijke overheid – bewust geen uitzondering voor Joodse slachtoffers. Zij wilde niet discrimineren zoals de Duitse bezetter had gedaan. Iedereen stond aan hetzelfde loket bij terugkomst. De gemeentelijke instanties deden wat tot hun takenpakket hoorde, maar ook niet meer dan dat.

Aanvullend onderzoek

Bij de bespreking van dit onderzoek in de commissie hoorde wethouder Frank van Vliet de behoefte bij alle fracties om een aanvullend onderzoek uit te voeren dat wat D66 betreft het complete verhaal boven water moet brengen. Onafhankelijk Delft en SP drongen erbij de wethouder op aan om over de opzet daarvan eerst in gesprek te gaan met de Joodse gemeenschap in Delft. De ChristenUnie stelde dat de fouten uit het verleden door een overheid zonder compassie nog steeds worden gemaakt zoals in de toeslagenaffaire. De ChristenUnie zou in een aanvullend onderzoek ook de rol van de gemeenteraad helder willen krijgen.

Inclusieagenda

De CDA-fractie vroeg aandacht voor moreel rechtsherstel en om de Joodse gemeenschap ook met andere maatregelen tegemoet te komen zoals het leggen van struikelstenen gratis maken. STIP deelde die gedachte en vroeg ook om meer aandacht voor dit verhaal bij herdenkingen of in de vorm van een herdenkingsbord. GroenLinks zou graag zien dat er een koppeling wordt gemaakt met de gemeentelijke inclusieagenda. Volt filosofeerde over de vraag wanneer je als gemeente het goed doet en wanneer je als gemeente het goede doet. Ook de PvdA zet een komma en geen punt achter het verkennend onderzoek. Volgens de PvdA moet de politieke betrokkenheid in het aanvullend onderzoek worden meegenomen en moet de terugkeer van de Joodse overlevenden in Delft een markering krijgen in de stad.

Bewondering

Hart voor Delft zei bewondering te hebben voor de manier waarop de Joodse gemeenschap na de oorlog zijn plek in Delft weer heeft gevonden. Hart voor Delft is eveneens voorstander van een vervolgonderzoek, maar gebaseerd op de conclusies uit de verkenning, omdat verbreding volgens Hart voor Delft kan leiden tot verzanden. De VVD vindt dat aanvullend onderzoek antwoord moet geven op de vraag of de gemeente goed heeft gehandeld en of compensatie nodig is voor de gedupeerden. Daarnaast wil de VVD net als de PvdA dat dit verhaal verteld en zichtbaar wordt. De SP zei geschrokken te zijn van de rol van de gemeente en wees ook op de noodzaak om ook te kijken naar actuele onderwerpen waarbij mensen slachtoffer worden van dezelfde mechanismen als indertijd.

Vervolgacties

Wethouder Van Vliet legde de commissie uit dat het college nog geen voorstel heeft voor een aanvullend onderzoek, maar dat hij in samenspraak met de Joodse gemeenschap daar wel een opzet voor gaat maken. Ook zei hij van plan te zijn om de suggesties uit de commissie te gaan vertalen in vervolgacties zoals het publiceren van het verkennend onderzoek voor een breed publiek. Volgens de wethouder is het essentieel dat bij die vervolgacties ook een verband wordt gelegd met aspecten in het heden waarbij de overheid in de fout kan gaan. Ook zei hij bereid te zijn om te kijken naar de mogelijkheden voor genoegdoening.

Onderzoek Joods Vastgoed op de agenda

13 september 2022 – Tijdens een beeldvormende bijeenkomst op donderdag 8 september 2022 kregen raads- en commissieleden een presentatie over een onderzoek naar Joods Vastgoed uit de Tweede Wereldoorlog.

De behoefte aan het onderzoek kwam op in 2020. Kort daarvoor waren de zogenoemde Verkaufsbücher gedigitaliseerd, de administratie die de Duitse bezetter tijdens de oorlog bijhield van geroofd Joods vastgoed. Het tv programma Pointer besteedde aandacht aan de vraag of het Joods vastgoed na de oorlog wel weer bij de rechtmatige eigenaren terecht is gekomen.

Ook in Delft kwam deze vraag op. Raadsleden vroegen zich af hoe de gemeente Delft tijdens en na de Tweede Wereldoorlog is omgegaan met het Joods vastgoed. Het college heeft daarop het Stadsarchief de opdracht gegeven voor een indicatief onderzoek. Dat is uitgevoerd door de historici Ingrid van der Vlis en Kees van der Wiel. Zij voerden een onderzoek uit naar de manier waarop Delft is omgegaan met bezittingen van Joodse Delftenaren. In totaal hebben zij 7 cases kunnen uitdiepen, zoals die van het echtpaar Erschler-Spits uit de Fransen van de Puttestraat 51-53.

W.F. van Oosten maakt omstreeks 1942 deze foto van het Joodse echtpaar Erschler-Spits in Delft. Zij worden kort hierna afgevoerd en vermoord. Wat gebeurt er met hun woning na 1945? (Bron: Stadsarchief Delft 77937).

Het hele onderzoeksrapport is openbaar te raadplegen via het Stadsarchief. Hieronder een korte samenvatting van de uitkomsten (bron: Stadsarchief)

Joods eigendom onteigend

Tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog verloren 300 Joodse inwoners hun rechten. Met een reeks maatregelen werd Joden alles afgepakt wat zij bezaten voordat zij werden afgevoerd naar vernietigingskampen. Beheerders verhuurden of verkochten het onroerend goed, vaak aan NSB-sympathisanten.

Uit dit nieuwe onderzoek blijkt dat er in totaal 32 verschillende Joodse eigenaren waren, die samen 73 kadastrale panden en 16 percelen grond in Delft bezaten. De helft van deze eigenaren heeft de oorlog overleefd, de andere helft is vermoord. De gemeente Delft heeft tijdens de oorlog geen onteigende Joodse woningen gekocht, wel vijf percelen land van twee Joodse eigenaren die door de Duitse bezetter gedwongen waren hun bezit te verkopen. Over deze percelen vond in 1948 met een schikking rechtsherstel plaats. De gemeente deed dat met enige tegenzin.

Delft volgde landelijke regels

De belangrijkste conclusie is dat de gemeente Delft na de Tweede Wereldoorlog niet klaarstond voor de Joodse overlevenden en hun nabestaanden. Formeel handelde de gemeente volgens de geldende landelijke regels, maar tegelijkertijd was er geen sprake van het toepassen van een menselijke maat en mededogen. De gemeentelijke instanties deden zo te zien wat tot hun takenpakket hoorde, maar ook niet meer dan dat.

Rechtsherstel

Na de oorlog maakte de Nederlandse regering de onteigeningen ongedaan. De rechtmatige eigenaar kreeg het onroerend goed met terugwerkende kracht weer in bezit. De eigenaar had recht op alle huur- en pachtinkomsten vanaf het moment van onteigening, maar was ook verantwoordelijk voor de gemaakte kosten aan afgeloste hypotheken, onderhoud en gemeentelijke belastingen. De regeling was gericht op herstel, niet op compensatie. Wanneer een rechtsherstelprocedure was afgerond, betrof dat een administratieve correctie: administratief rechtsherstel, niet automatisch moreel rechtsherstel.

Het rechtsherstel volgde daarmee de landelijke regels. Het duurde vaak jaren – soms tot tien jaar toe – voordat rechtsherstel was verleend. De inning van lokale belastingen ging al die tijd gewoon door. Het lijkt erop dat net als in andere steden ook hier de gemeentelijke (belasting)portefeuille leidend was. Zover nu bekend voelde de gemeente geen enkele noodzaak om eventueel ontstane belastingschulden kwijt te schelden en voerde zij dus een strikt juridische redenatie. Dit in tegenstelling tot het Rijk, dat in bepaalde gevallen wel de onroerendgoedbelasting kwijtschold.

Onderzoek op de agenda

Het rapport geeft een feitelijk beeld van de situatie na de oorlog en een pijnlijke inkijk in hoe het strikt toepassen van de regels leidde tot schrijnende situaties.

De aanwezige raadsleden waren onder de indruk van de indrukwekkende en beeldende presentatie, vooral vanwege de persoonlijke situaties. Zij willen graag het onderzoek een keer breed in de raad bespreken. Tijdens de procedurevergadering van de commissie EFB van 29 september zal hiervoor een datum worden gepland.

De collegebrief en samenvatting van het onderzoek zijn terug te vinden via deze link.