Onderzoek Joods Vastgoed op de agenda

13 september 2022 – Tijdens een beeldvormende bijeenkomst op donderdag 8 september 2022 kregen raads- en commissieleden een presentatie over een onderzoek naar Joods Vastgoed uit de Tweede Wereldoorlog.

De behoefte aan het onderzoek kwam op in 2020. Kort daarvoor waren de zogenoemde Verkaufsbücher gedigitaliseerd, de administratie die de Duitse bezetter tijdens de oorlog bijhield van geroofd Joods vastgoed. Het tv programma Pointer besteedde aandacht aan de vraag of het Joods vastgoed na de oorlog wel weer bij de rechtmatige eigenaren terecht is gekomen.

Ook in Delft kwam deze vraag op. Raadsleden vroegen zich af hoe de gemeente Delft tijdens en na de Tweede Wereldoorlog is omgegaan met het Joods vastgoed. Het college heeft daarop het Stadsarchief de opdracht gegeven voor een indicatief onderzoek. Dat is uitgevoerd door de historici Ingrid van der Vlis en Kees van der Wiel. Zij voerden een onderzoek uit naar de manier waarop Delft is omgegaan met bezittingen van Joodse Delftenaren. In totaal hebben zij 7 cases kunnen uitdiepen, zoals die van het echtpaar Erschler-Spits uit de Fransen van de Puttestraat 51-53.

W.F. van Oosten maakt omstreeks 1942 deze foto van het Joodse echtpaar Erschler-Spits in Delft. Zij worden kort hierna afgevoerd en vermoord. Wat gebeurt er met hun woning na 1945? (Bron: Stadsarchief Delft 77937).

Het hele onderzoeksrapport is openbaar te raadplegen via het Stadsarchief. Hieronder een korte samenvatting van de uitkomsten (bron: Stadsarchief)

Joods eigendom onteigend

Tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog verloren 300 Joodse inwoners hun rechten. Met een reeks maatregelen werd Joden alles afgepakt wat zij bezaten voordat zij werden afgevoerd naar vernietigingskampen. Beheerders verhuurden of verkochten het onroerend goed, vaak aan NSB-sympathisanten.

Uit dit nieuwe onderzoek blijkt dat er in totaal 32 verschillende Joodse eigenaren waren, die samen 73 kadastrale panden en 16 percelen grond in Delft bezaten. De helft van deze eigenaren heeft de oorlog overleefd, de andere helft is vermoord. De gemeente Delft heeft tijdens de oorlog geen onteigende Joodse woningen gekocht, wel vijf percelen land van twee Joodse eigenaren die door de Duitse bezetter gedwongen waren hun bezit te verkopen. Over deze percelen vond in 1948 met een schikking rechtsherstel plaats. De gemeente deed dat met enige tegenzin.

Delft volgde landelijke regels

De belangrijkste conclusie is dat de gemeente Delft na de Tweede Wereldoorlog niet klaarstond voor de Joodse overlevenden en hun nabestaanden. Formeel handelde de gemeente volgens de geldende landelijke regels, maar tegelijkertijd was er geen sprake van het toepassen van een menselijke maat en mededogen. De gemeentelijke instanties deden zo te zien wat tot hun takenpakket hoorde, maar ook niet meer dan dat.

Rechtsherstel

Na de oorlog maakte de Nederlandse regering de onteigeningen ongedaan. De rechtmatige eigenaar kreeg het onroerend goed met terugwerkende kracht weer in bezit. De eigenaar had recht op alle huur- en pachtinkomsten vanaf het moment van onteigening, maar was ook verantwoordelijk voor de gemaakte kosten aan afgeloste hypotheken, onderhoud en gemeentelijke belastingen. De regeling was gericht op herstel, niet op compensatie. Wanneer een rechtsherstelprocedure was afgerond, betrof dat een administratieve correctie: administratief rechtsherstel, niet automatisch moreel rechtsherstel.

Het rechtsherstel volgde daarmee de landelijke regels. Het duurde vaak jaren – soms tot tien jaar toe – voordat rechtsherstel was verleend. De inning van lokale belastingen ging al die tijd gewoon door. Het lijkt erop dat net als in andere steden ook hier de gemeentelijke (belasting)portefeuille leidend was. Zover nu bekend voelde de gemeente geen enkele noodzaak om eventueel ontstane belastingschulden kwijt te schelden en voerde zij dus een strikt juridische redenatie. Dit in tegenstelling tot het Rijk, dat in bepaalde gevallen wel de onroerendgoedbelasting kwijtschold.

Onderzoek op de agenda

Het rapport geeft een feitelijk beeld van de situatie na de oorlog en een pijnlijke inkijk in hoe het strikt toepassen van de regels leidde tot schrijnende situaties.

De aanwezige raadsleden waren onder de indruk van de indrukwekkende en beeldende presentatie, vooral vanwege de persoonlijke situaties. Zij willen graag het onderzoek een keer breed in de raad bespreken. Tijdens de procedurevergadering van de commissie EFB van 29 september zal hiervoor een datum worden gepland.

De collegebrief en samenvatting van het onderzoek zijn terug te vinden via deze link.